01 mei '16

Uitdagingen

3881
door Jens De Smet
Betty Denys uit Schepdaal werd vorige maand door Regine Blommaert aangeduid om deketting voort te zetten.

Een mens moet soms een grote uitdaging aangaan in het leven. Dat dacht Betty Denys toen ze afgelopen zomer van werk veranderde. ‘Na twintig jaar lesgeven in Alsemberg ben ik overgestapt naar het Uni­versitair Ziekenhuis van Brussel, waar ik leer­ kracht ben op de kinderpsychiatrie. Elk kind wordt minstens zes weken opgenomen. Een team van psychologen, sociaal verpleegkundi­ gen en therapeuten staan dag en nacht klaar voor de jongeren. In kleine groepjes geef ik hen een paar uur per dag les.’

AANSLAGEN

Het was een aanpassing voor Denys. ‘Maar heel boeiend. Op een gewone school ligt de focus op onderwijs, in een ziekenhuis is dat anders. Het is een evenwicht vinden tussen lesgeven en therapie.’ Het Universitair Zieken­ huis in Jette, dat is ook één van de plekken waar zwaargewonden na de aanslagen in Zaventem en Brussel verzorgd werden. Die hebben ook de Rand opgeschrikt. ‘Ik ben niet rechtstreeks met hen in aanraking gekomen, maar hier en daar vang je toch iets op. Wat mij opviel, was de grote solidariteit onder het personeel. De steun en solidariteit, die wil ik onthouden.’

Ook in de klas kwamen de aanslagen ter sprake. ‘Er stonden heel wat militairen voor het ziekenhuis. De kleinsten vonden dat cool, maar kennen de draagwijdte en de impact van de aanslagen niet. Want die is groot. De oude­ ren stelden zich vragen. Ik heb tijd uitgetrok­ ken als ze daarover wilden praten. Gewoon zoals het is: de zaken niet verbloemen, maar als leerkracht toch nadenken over hoe je de feiten overbrengt.’

RAND MOET OPEN RAND BLIJVEN

Werken in Jette, wonen in Dilbeek. ‘Een fan­tastische gemeente om te wonen. Er is heel wat te doen op het vlak van cultuur met de Westrand. Het is een gemeente die leeft. Ik hoop dat de Rand nog heel lang de Rand mag blijven. Wat ik daarmee bedoel? Er zijn plannen voor tramlijnen op de Ninoofsesteenweg. Dat is goed voor de mobiliteit, maar we moeten waken over de verstedelijking. De Rand moet zijn unieke groene plekken behouden.’

‘We mogen niet onder stoelen of banken steken dat de Rand veranderd is. Ik merk aan de klaspopulaties dat er heel wat anderstaligen zijn bijgekomen ten opzichte van vijftien jaar geleden. In onze straat woont een Marokkaans gezin. De kinderen spreken goed Nederlands, de ouders iets minder. Tijdens het jaarlijks buurtfeest blijven we tot laat hangen en eten we onze typische Vlaamse pensen van op de barbecue. Eén gezin ontbreekt steevast of gaat vroeg door. Soms zijn we in onze tradities blind voor hen. Het gemeenschappelijke vin­ den waarbij elkeen zijn eigenheid en identiteit behoudt, dat wordt de opdracht.’

Integratie is een moeilijk vraagstuk. ‘Ik weet niet hoe we dichter naar elkaar kunnen toe­ groeien. Ik zie in de Rand toch nog vaak blanke scholen, jeugdbewegingen of sportclubs. De meerderheid van de leden zijn autochtonen. Ik vraag mij altijd af waar de allochtone bewoners zijn. Wat doen zij om zich te ontspannen? Hoe kunnen we hen betrekken bij onze manier van leven? Want een jeugdbeweging of sportclub is ook een prachtige manier om onze taal en gewoonten te leren.’

Denys besluit: ‘Het moet lukken, ik wil dat ook. Dat was ook één van de redenen waarom ik mijn jongste kind naar een andere school heb gestuurd. Eén waar kinderen van verschil­ lende culturen schoollopen. Hij vindt een situ­atie met mensen uit andere culturen en met een andere huidskleur normaal. Daar moeten we met zijn allen naartoe.’