01 jun '24

‘Op Couleur Café heb
ik me altijd het best
vertegenwoordigd gevoeld’

377
door Tom Peeters
Zijn langspeeldebuut voorstellen op Couleur Café, het festival dat hij als kind van de diaspora met zijn ouders bezocht, het is opnieuw een stap in de carrière van Swing. De zanger en rapper was bij de Brusselse hiphopcrew L’Or du Commun altijd de minst serieuze. Au revoir Siméon zorgt voor een kentering.

Het is een gemoedelijk op- en aflopen in de studio van Labrique, op de grens van Elsene met Etterbeek. De Brusselse rapper Swing, pas terug van drie concerten in Canada, kent zijn weg hier. De jetlag verbijtend plaveit hij zich in een fauteuil om het te hebben over Au revoir Siméon, zijn debuutalbum dat eind vorig jaar verscheen en waardoor we nu ook zijn voornaam kennen.

Siméon Zuyten werd in 1991 in Brussel geboren als kind van een Belgische vader en een Rwandese moeder. ‘Een echte avonturier’, noemt hij zijn vader, die zijn burgerdienst deed in de voormalige Belgische kolonie. ‘Later heeft hij er lesgegeven in een school, wiskunde en sport. Toen heeft hij mijn moeder leren kennen. Hij is met haar en mijn zus in een omgebouwde Unimog-truck naar België gereden. Daar groeiden we op in de buurt van Soignies. Maar omdat de familie van mijn vader afkomstig is uit Brussel kwam ik er vaak. Meestal vertoefde ik dan in het gezelschap van mijn neef Félix, die even oud is. Samen begonnen we teksten te schrijven en te rappen over instrumentals van pakweg A Tribe Called Quest en andere Amerikaanse hiphopacts uit de nineties. Hij introduceerde me ook bij Jim van Labrique, en uiteindelijk ook bij Loxley en Primero, de rappers waar we in 2012 de hiphopcrew L’Or du Commun mee begonnen. Zelf maakt hij intussen deel uit van Le 77, een andere Brusselse hiphopact.

Luchtig

Het was het begin van een creatieve periode, al besefte Swing niet direct dat hij met zijn passie ook zijn kost zou gaan verdienen. ‘Ik maakte intussen gewoon mijn studies medische biologie af aan de ULB. Eigenlijk hadden we toen een gebrek aan lokale voorbeelden die ons toonden dat we in Brussel aan een muzikale loopbaan konden timmeren. Ons grote geluk was dat de bezigheid waar ik al mijn tijd instopte later zou ontploffen: hiphop wordt tegenwoordig zowat overal beschouwd als de nieuwe popmuziek. Mocht ik pakweg een fervent schaker zijn geweest, was me dit niet overkomen. (lacht) We kregen snel optredens, ook al hadden we geen album uit. We speelden overal waar we konden. Uiteindelijk zou Swing het laatste crewlid van L’ODC worden dat aan een solocarrière begon. ‘Ik had die tijd nodig om te groeien, alsof het leven mij eerst moest bewijzen dat het echt kon. In het begin was er de angst voor het onbekende. Ik hield het liever luchtig.’

Op tournee als backeur (rechterarm naast het podium die eventueel vocale ondersteuning biedt) van Roméo Elvis had hij al gezien in welke richting een solocarrière hem kon leiden. ‘Ik was onder de indruk van Roméo’s creatieve partnerschap met producer Le Motel. De sfeer van hun muziek was minder feestelijk dan bij L’ODC. Hun producties klonken persoonlijk en vaak ook somber. Als je nu naar hun debuut Morale 2 luistert, kan je alleen maar besluiten dat ze hun tijd ver vooruit waren. Tijdens die tournee heb ik gestolen met mijn ogen en mijn oren en Le Motel stond me met woord en daad bij als hij zag dat ik in de coulissen aan het schrijven was. Zo is mijn eerste solo-EP Marabout ontstaan. De track Rivage sloeg meteen aan, zodat ik met ALT F4 een opvolger kon maken.’ Maar toen kwam covid en was Swing haast elke dag in de kantoren van Labrique te vinden.

Studio

‘De mensen achter het label en management, die ook jong talent zoals CRC, Osmose, eugene en NUPS3E begeleiden, zijn jeugdvrienden’, vervolgt Swing. ‘Toen we pas begonnen met L’ODC, organiseerden ze feesten waarop ze ons konden boeken. Ze vergezelden ons naar concerten, bouwden contacten op en werden langzaamaan onze managers. Omdat er tijdens de lockdown niets te doen was, zijn ze hier een studio beginnen bouwen, en ik kwam meehelpen. Was dit vroeger vooral een plek waar ik binnenviel om wat te chillen en bij te praten, dan kom ik hier nu naartoe om te creëren. Het voordeel is dat zo het werken in de studio gedemystificeerd wordt. Vroeger moesten we onze uren tellen, met alle druk van dien. Nu zijn we op ons gemak.’

Enter Au revoir Siméon, dat grotendeels hier werd opgenomen en een belangrijke wending symboliseert in het leven van de rapper, die een lange relatie op de klippen zag lopen en geconfronteerd werd met zichzelf. ‘Die titel was een krachtige manier om afscheid te nemen van mijn onschuld. Mijn artiestennaam Swing koos ik jaren geleden als tiener, maar ik ben trots op mijn echte naam. Op mijn Instagram prijkt tegenwoordig Swing Siméon. Die openheid, die veel hiphopartiesten tegenwoordig kenmerkt, is er omdat er in vergelijking met vroeger veel minder codes zijn waar je je als rapper zogezegd aan moet houden.’ Je mag het over je diepste gevoelens hebben. Zo kom je op het album zowel een geluidsopname van zijn vader tegen als een eerbetoon aan zijn moeder. ‘Op 2:22 realiseerde ik me dat ik moest stoppen met zelfmedelijden, want wat moet mijn moeder dan zeggen? Zij is op 20-jarige leeftijd naar Europa gekomen en stond voor veel hetere vuren. Die gedachte werkte helend. De muziek die ik nu maak representeert veel beter de gemoedstoestand waarin ik me bevind. Ik wil niet meer gewoon creëren om te creëren. Het mag resoneren met mijn leven.’

Tableau

In Magritte beschrijft Swing zijn leven als was het een surrealistisch tableau van de gelijknamige Belgische schilder waarin het niet duidelijk is of het nu licht of donker is. ‘Ja, ik was een beetje de weg kwijt.’ In het bozere Mafia legt hij de maatschappij, waarin hij de politie meer vreest dan de georganiseerde misdaad, een spiegel voor. Maar ook als hij kwaad is, blijft zijn zoetgevooisde stem intact. ‘Ik ben opgegroeid met die melodieuze rap. Mijn moeder luisterde naar de Fugees. Mijn producer Crayon houdt van gospel en soul. Ook eigentijdse artiesten zoals Smino en zelfs Kendrick Lamar laten zingend in hun ziel kijken.’

Nu L’ODC even de pauzeknop induwde, ligt de focus op zijn solocarrière, met straks een homeconcert op Couleur Café als voorlopige apotheose. ‘Als kind van de Afrikaanse diaspora was het festival altijd heel belangrijk voor me. Eerst ging ik er met mijn ouders naartoe, later met mijn vrienden. Het roept veel jeugdherinneringen op, zowel qua line-up als sfeer. Een concert van Ziggy Marley maakte veel indruk op me. Ik werd er smoorverliefd op Nneka. (lacht) Ik herinner me de geuren en de kleuren, het Afrikaanse eten. Als métisse resoneert het nog meer. Het is altijd het evenement geweest waarop ik me het best vertegenwoordigd voelde.’

28 TOT 30 JUN
Couleur Café
Brussel, Atomiumsquare