Richting God
De introductie van het kruisribgewelf maakte skeletbouw mogelijk. Het gewicht van de overkoepelende dakconstructie kwam hierbij niet meer op de muren terecht, maar op de hoekpijlers. De zijdelingse druk op de pijlers werd opgevangen door steunberen en luchtbogen. Dunne, hoge muren met grote glas-in-loodramen verrezen.
Voor de bouw van het koor tekende de bouwmeester het plan ter plaatse uit op ware grootte. De constructie van een kruisribgewelf was een delicate onderneming. Metselaars, steenhouwers, timmerlieden volgden elkaar op. Eerst maakten de timmermannen houten vormstukken, ‘formelen’, die in de hoogte gemonteerd werden. Hierop metselden metselaars de ribben met bouwblokken van kalkzandsteen en kalkmortel als bindmiddel.
Opmerkelijk is dat hier ook voor de tussenruimtes kalkzandsteen gebruikt werd en geen baksteen. Zo ontstond een prachtige ranke koorruimte waar het licht speelt door de hoge glasramen. Door de zware gewelfconstructie werd de zijwaartse druk echter te groot en dreigde instortingsgevaar. In 1999 werd een hoogtechnologische ingreep uitgevoerd. In de pijlers en door het gewelf werden stalen staven geboord. Een stalen kader houdt nu de koorconstructie bijeen.
Tussen 1262 en 1913 kwam er een dwarsbeuk, trok men de muren van het schip op, kreeg de lage toren een hoge spits. Alles ging de hoogte in, richting God.